Toen ik een kind was
Alles was magisch
Vol mysterie en het onbekende
Ik heb honderden boeken gelezen
De bibliotheek, mijn toevluchtsoord
Mijn huis
Uren na uren
Nacht en dag
Ik las en raakte verdwaald in de tekst
Ze hebben mij avonturen bezorgd
Geheime reizen
Plezier en sprookjes
Ik absorbeerde de woorden als een spons
De boeken waren mijn eten
Ik verslond hoofdstukken van verzen
Verdiept in papier voorheen bomen
Betreed mijn eigen kleine wereld
In mijn kinderdromen
Feeën waren mijn vrienden
We speelden hop scotch op stronken van oude bomen
Vrolijk over vijvers gesprongen
Met waterlelies als stapstenen
We stopten om met kikkers en padden te praten
Die in koor zong
Terwijl we verder gingen
Van blijdschap gooiden we bladeren in de lucht
Ik danste in de regen
Met elfjes en elfjes
Kabouters en kabouters werden zachtjes geplaagd
Hier is geen haat of boosaardigheid toegestaan
Alleen maar geluk en veel vrolijkheid
Samen speelden we verstoppertje
De onzichtbare wezens speelden natuurlijk vals!
“Dat is niet eerlijk!” we huilen allemaal
“Het is maar een spel!” Ze antwoorden
Wij vergeven ze
Het maakt allemaal deel uit van hun charme
We achtervolgden elkaar door dichte bossen en bomen
De heldere ronde maan geeft ons wat licht
Het was donker en spookachtig
Maar tegelijkertijd spannend
We waren gelukkig
Plezier hebben
Ik wilde dag en nacht dromen
De elfjes waren een beetje ondeugend
Wordt gebruikt om de sleutels van deuren te verbergen
Maar we waren allemaal magisch in mijn dromen
We liepen er dwars doorheen
Sleutels waren slechts voorwerpen
We werden als schaduwen wij
Glanzend door muren
Zoals geesten
En geesten
De elfjes hebben ons voor de gek gehouden
Ze lagen op de loer achter bomen
Springend op verende groene poten
Ze maken ons bang
De feeën berispen hen
Maar het maakt de pixies niet uit
De kleine wezens lachen hun puntige schoenen uit
En ze rennen mee
Naar een andere donkere plek
Om ons nog eens te laten schrikken
De kabouters hebben een rond lichaam en zijn blij
Allemaal hetzelfde gekleed
Met slappe hoeden en brede riemen
Sta volkomen stil in uw tuin
Ze bewaken het met trots tegen alle slechte dingen
Maar ze verbergen ook een geheim
Ze rennen door je tuin
Objecten van hun plaats verplaatsen
Ze spelen haasje-over op paddenstoelen
Klop op je deur en ren weg
Je zult ze nooit horen
Of zie ze inderdaad
Ze zijn onzichtbaar voor de meesten die spelen
De kabouters verjagen de bijen
Ze willen de honing voor zichzelf
Om op toast te eten
Of geef Winnie de Poeh cadeau
Zij bewaken de bloemen
Zoals buurtwacht
Miniatuur bewakers
Minder dan een voet lang
Doodstil blijven ze staan
Ziet eruit als standbeelden
Zodra ze weten dat je er bent
De tuin is een toevluchtsoord
Voor zowel vogels als dieren
En de kleine magische wezens
Houd alles zo helder
De feeën geven het kleur
De elfjes zorgen voor aroma
Heksen maken de drankjes
Om de aarde te bemesten
De zon schijnt om het te zegenen
Zorgt ervoor dat het er allemaal leuk uitziet
Iedereen helpt op zijn eigen kleine manier
En ’s nachts komt het tot leven
Feeën brachten mij naar hun huis
Diep in dichte struiken leven ze
Aan de onderkant van een oude boom
In de stronk zit een klein deurtje verborgen
Ik krimp ineen zodat ik door de deur pas
Oh mijn dagen, het is zo mooi van binnen
Een eindeloze grot vol fonkelende lichtjes
Juwelen glanzen en schitteren binnen de muren
De vloer glinstert van de goudkorrels
De lucht is het plafond
Helder schijnende sterren dagen de duisternis van de nacht uit
De paden zijn omzoomd met bloemen
De kleuren van de regenboog in volle bloei
De feeën en ik springen mee
Arm in arm
Naar een koninkrijk ver daarbuiten
We schuiven hier regenbogen omhoog
Om van plek naar plek te komen
En terug naar de andere kant
Een achtbaan van dromen zou je kunnen zeggen
De kleine kabouters helpen ons
Zij zijn onze gids
In mijn kinderdromen kwamen sprookjes uit
Ik ontmoette Assepoester op het bal
Ziet er prachtig uit in haar jurk
Een bleke tint babyblauw
Het glinsterde terwijl ze danste
Achter haar aan over de grond
Wervelend terwijl haar charmante prins haar ronddraaide
Afgestemd op de muziek
vogellied
Gezongen door haar vrienden die haar in het verleden hadden geholpen
Toen haar leven moeilijk was
Ze schrobde de vloeren tot ze er pijn van kreeg
Terwijl haar zusjes vol minachting verder lachten
Ik ontmoette haar goede fee ook
Op een wolkje binnenzweven om aanwezig te zijn
Een kanten jurk van puur wit
Met diamanten die glinsterden
Het schitterde als een miljoen lichtjes
Ze was elegant
Sprak zacht en langzaam
Ze kalmeerde en had gratie
Haar haar was zo wit als sneeuw
Haar ogen zo blauw als ijs
Haar toverstaf fonkelde terwijl ze haar liefdesspreuken uitsprak
Alles mooi toveren
Sneeuwwitje was erbij
Met zeven dwergen natuurlijk
Grumpy was aanwezig
Hij zag er niet gelukkig uit
Om te gaan vermoed ik dat hij gedwongen werd
Verlegen ontmoette een mooi meisje
Hij was te verlegen om haar mee uit te vragen
Hij had Assepoester al eerder ontmoet
Hij hield van haar, maar van ver
Maar hij was blij dat zij blij was
Met haar nieuwe bruidegom de prins
Ze zagen er samen prachtig uit
En straalde als sterren
Aladdin was niet uitgenodigd
Vanwege de veertig dieven
De schildpad was er al vroeg
Gewoon zonder haast verder geploeterd
De haas rende langs hem heen, maar raakte uitgeput
Tijd genoeg die hij zich kon veroorloven
Hij heeft snel geslapen
De schildpad wandelde voorbij
En eerder bij het kasteel aangekomen
De haas was te laat
Had een heel rood gezicht
Altijd haast
Hij leert het nooit
En onderschat altijd
Jack klom zijn bonenstaak op in plaats van de trap
Omdat het kasteel zo hoog was
Bovenaan de bonenstaak woonden reuzen
De grootste van allemaal
Hij kwam met een cadeautje
Nog meer bonen verpakt in goud
Het leken wel snoepjes
Met wikkels glanzend en helder
Assepoester was onder de indruk en glimlachte
Ze vroeg Jack of ze zijn bonenstaak mocht gebruiken
Hij zei: “Natuurlijk, wees mijn gast!”
Ze liep naar haar lelijke zusjes
Vertelde hen verhalen over grote rijkdommen en de rest
Ook van juwelen en prinsen
Van koninkrijken die ze zouden kunnen bezitten
Hun hebzucht zal het einde van hen betekenen
Hun lot konden ze niet weten
We lachten allemaal in stilte
Terwijl de lelijke zussen de dichte beklommen
Hun geschreeuw werd gehoord door koninkrijken daarbuiten
Terwijl Assepoester wraak nam
Met behulp van de Woodmans-bijl als haar hulpmiddel
Ze hakte de bonenstaak door de helft
Haar zussen vielen
De reuzen landen bovenop hen
Ze pletten
Haar wraak gemaakt
Goudlokje was erbij
Met de drie beren
Papa, mama en baby ook
Ze hielden niet van het feestvoedsel
En er zat in geen enkele kom pap
Babybeer begon te huilen
Totdat de goede fee langskwam
Ze zwaaide opnieuw met haar fonkelende toverstaf
In een mum van tijd verschijnen er drie kommen pap
De beren sliepen vrolijk mee
Maar Goudlokje moest weigeren
Ze vertelde me dat ze de pap beu is
Ik vertelde haar dat ik hetzelfde gevoel had
We dansten allemaal vrolijk de hele nacht door
Om beurten vloog ik met Peter Pan
Het was veel te laat voor de kinderen om op te staan
Maar Wendy sloop toch weg
Ze vloog daar met Peter in het donker
Haar haar zat in de war
De wind blies het wild
Maar ze was blij dat ze er was
Assepoester was haar vriendin
Ze zou het voor geen geld ter wereld hebben gemist