De dag dat hij haar voor het eerst zag, hoe kon hij dat hebben geweten
Haar hart of haar geschiedenis, de zeeën die ze was overgestoken
Op zoek naar een liefde die bij haar past?
Maar daar stond ze, op de winderige hoogten,
Voorbij de hermitage was hij vaak gepasseerd
Op het lange cederpad naar de brug.
Alsof ze de heuvel van boven had gezien
Ze hief haar ogen op en fixeerde ze op die van hem
Voordat ze ze voorzichtig liet zakken.
Als ze had geweten dat ze hem met liefde had overrompeld,
Dat hij voor altijd bij haar zou blijven,
Zou haar hart geen meisjesachtige spelletjes spelen.
Toen naderde hij, en sprak eindelijk tot haar,
Haar ziel en oren waren geneigd zijn woorden te horen,
Gerustgesteld slenterde ze over de okerkleurige weg
Lang uit het verste punt waar ze ooit was geweest.
Ze zag niet dat de schaduwen lang waren gegroeid,
Terwijl ze zich terug haasten wilden ze elkaar weer ontmoeten.
En dus kwam ze naar zijn oude landhuis,
Een prima landgoed waar generaties lang geleden hebben gewoond
Hadden geleefd en waren gestorven, en allemaal met de spijt
Dat hebben we ook van tijd tot tijd geweten.
En op zijn veranda vond ze hem op de schommel
Onder de overkapping helemaal in het groen gekleed
Met zijn ogen afgewend alsof hij dacht
Ze zou vannacht niet bij hem komen,
En daar keek hij zwijgend naar zijn hand
Alsof hij had gehoopt daar een diamant te vinden.
Ze sprak, en toen hief hij zijn hoofd op en glimlachte
Terwijl ze zacht en stil aan zijn zijde gleed.
En daar bleef ze de hele avond hangen;
Ze lachten en glimlachten, hoewel ze nog niet konden zeggen
Precies wat het andere nodig had.
Soms spreekt een actie luider dan woorden
Maar niet deze nacht en toen ze wegging dacht ze
“Hij houdt toch niet meer van mij.”
En zo werd ze de terughoudende en eigenaardige meesteres
Om de vuren van vuur in zijn hart te voeden;
Hij begreep de spellen die ze speelde niet,
Onbekwaam in de kunst van oude romantiek,
En toen hij een blik wierp, keek ze weg …
Hij dacht: “Ze flirt alleen en wil niet blijven.”
En toen namen ze op een dag eindelijk een wandeling
Op de weg waar ze elkaar voor het eerst ontmoetten
De hermitage, en zij gingen stap voor stap verder
Het slingerende pad naar de oude stenen brug,
Waar ze naar het hoogste punt liepen en stopten
Alsof de natuurwetten dat ook zouden doen.
Zwijgend sloeg hij haar hand in de zijne, zacht en lief
En veinsde om te spreken, maar wierp zijn vochtige ogen neer
Op dat kleine universum van vingers geregen
En wist dat er geen woorden waren om haar hart te veroveren
Die hij makkelijk zoet over zijn tong kon laten rollen…
In ongemakkelijke stilte viel heel zijn wereld.
En om hem te redden van de pijn die ze zag
Kuste ze hem zachtjes op de wang;
“Ik ben niet de onberispelijke die je hartje begeert,”
Fluisterde ze en de halve waarheid prikte in haar ogen,
Zo ingepakt in leugens maakten de twee hun terugtocht
Van de grote boog die hun twee werelden verbindt.
Maar wat kon niet gezegd worden vanwege angst
Die toespraak zou het ding doden dat beiden het meest wilden
Woonde in het surrealistische nachtlandschap van hun dromen
Samen met schuldgevoelens, zo verschrikkelijk dat hij
Eén herfstdag op een laatste trektocht ging
Naar de stomme, onvergankelijke brug
Met een fijne rol touw op zijn arm gelegd
Al geknoopt voor het vreselijke plan
Hij kon het zich niet goed voorstellen,
Maar toen hij het laagste punt van de boog bereikte
en liet het touw rond zijn nek draaide.
Bond het stevig aan de pilaar.
En toen, maar alleen dan, was zijn pijn gedaan.
Alsof de Heer in de hemel haar hart kende,
Maar deze kon het niet genezen, stak ze er op een dag uit
En reizend helemaal naar de oude brug
Zag ze onder zijn ivoren bladerdak
Haar liefde, zijn ogen staarden leeg in de richting van zijn hand;
Toen trok ze stil de lange zijden sjerp op
Van haar middel af en vastgebonden aan zijn touw
En bevond zich boven op de stenen boog,
Dan maar een seconde later eronder
Maar een paar centimeters van de enige waar ze van hield,
De grote overspanning die twee verloren werelden met elkaar verbond
Boven hen nu voor de eeuwigheid.
Eindelijk zouden de dorpelingen ze naar beneden snijden
En ze rituelen geven zoals de kerk het toestond
Maar het werd met nieuwsgierigheid gezegd
En ontzag voor dat geweldige ding dat hen daar bracht,
De laatste overblijfselen werden hand in hand geweven
Door iets dat niemand kan begrijpen.